‘Kaders’ zijn de nieuwste kleren van de keizer

Eigenlijk moeten we er een keer mee ophouden. Het begrip kaderstelling dekt de lading niet, heeft het nooit gedaan, suggereert duidelijkheid en vastigheid, maar biedt dat allesbehalve. Kaders hebben iets vierkants en tastbaars. Maar het ongrijpbare laat zich slechts beschrijven en benaderen.

De gemeenteraad heeft een overzichtelijk takenpakket samengevat in enkele artikelen in de Gemeentewet: vertegenwoordigt de gehele bevolking van de gemeente (artikel 7), stelt verordeningen vast (artikel 147), maakt jaarlijks een begroting en stelt financiële middelen beschikbaar (artikel 189), en tot slot de jaarrekening en het jaarverslag (artikel 198).

Geen kaders in de wet

Het woord ‘kaderstelling’ komt niet één keer in de wet voor. Maar we hebben het er wel steeds over, als zijnde een van de rollen of, als je wilt, taken van de raad. Kaderstelling belooft grip op ontwikkelingen, beleid, resultaten, de toekomst.

Het moet ’t speelveld voorstellen – inhoudelijk, financieel en procedureel – waarop het college zijn bestuursbevoegdheden uitoefent. Met andere woorden: de college-ruimte. Op deze manier is kaderstelling synoniem aan opdrachtformulering. De raad geeft opdracht aan het college om dingen uit te werken en dingen te doen.

En vervolgens zijn alle beleidsbesluiten van de raad feitelijk kaders, daarmee bepaalt de raad de koers van de gemeente en, niet te vergeten, de toekomst van inwoners, ondernemers en maatschappelijke partners.

Communicerende vaten

Raad en college, kaders en uitvoering, het zijn communicerende vaten. Heeft het college meer ruimte, dan kan het in alle vrijheid de uitvoering oppakken. De raad is minder aan zet en kan beperkt (bij)sturen. Zijn de kaders voor het college smal of strak, dan heeft het minder vrijheid en is de raad aan zet en moet hij regelmatig knopen doorhakken.

In het eerste geval hoeft het college niet bij elk wissewasje terug naar de raad, in het tweede zitten raad en college zeer regelmatig bij elkaar, soms zelfs op elkaars stoel.

Doen we niet alsof?

Het klinkt mooi en overzichtelijk. Maar, zijn het niet de kleren van de keizer, vraag ik mij af? We doen alsof de raad stuurt met kaders, SMART-doelen, dashboards en wat dies meer zij. Maar hoeveel raadskaders zijn door de raad zelf geïnitieerd, bedacht, uitgewerkt, in gang gezet?

Kaderstelling krijgt in de praktijk vorm in de begroting, verordeningen en beleid van de gemeente. Het college schrijft op welke visie de gemeente heeft, welke doelen worden nagestreefd en wat daarvoor moet gebeuren. De raad kletst daar wat over, duwt het kader een beetje naar links of naar rechts, maar het is meestal een breed kader, dus dat maakt weinig verschil.

Soms moet er een amendement of een motie aan te pas komen en daarmee legt de raad zich lichtelijk moegestreden, maar voldaan neer bij de gekozen lijn. Goed dat de gemeente weet welke kant het opgaat. De vraag is echter of de keuzes, opties, smaken, inclusief de gevolgen of consequenties duidelijk waren.

Uitkomst al bedacht

Waar had de raad uit kunnen kiezen? In de praktijk ontbreken alternatieve en opties en wordt ambtelijk en bestuurlijk toegeschreven naar een van tevoren bedachte uitkomst.

Ik heb ook niet hét antwoord, hè. Maar Als we dat begrip kaderstelling eens laten voor wat het is. Laten we het niet meer hebben over de wat-vraag, maar over de hoe-vraag. En nadenken over bijvoorbeeld de procesinrichting.

Met vereende krachten

Hoe zorgen we dat partijen (inwoners, ondernemers, maatschappelijke partners én overheden) een bijdrage leveren aan het oplossen van lokale problemen en opgaven? Vanuit het besef dat niet alles maakbaar is, maar dat er wel met vereende krachten één kant op geduwd kan worden.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki