Over de democratiserende kracht van social media

Gedurende het gesprek zoek ik wanhopig naar de crux: waarom zijn Chris Aalberts en David Kok het zo met elkaar oneens. Zij proberen, op mijn uitnodiging om een gesprek hierover, elkaar te overtuigen van de zin of onzin van het gebruik van social media door gemeenteraden. Dat lukte overigens niet.

Elk voorbeeld dat op tafel komt wordt gepareerd met minstens drie voorbeelden die het tegendeel bewijzen. Als Kok zegt dat medewerking aan zijn boek “Sociale Gemeenten” voor drie kwart tot stand kwam via diezelfde media, betoogt Aalberts dat dit nogal wiedes is, zo krijg je een jubelverhaal over de mogelijkheden van social media voor gemeenten van mensen die ‘erop zitten’. Het is precies de incrowd waar hij zo tegen ageert, ons-kent-ons, maar dan digitaal. En als Aalberts poneert dat social media pretenderen open te zijn, maar juist leiden tot een vervormd beeld van de werkelijkheid, mensen zien nu eenmaal wat ze willen zien en negeren wat buiten hun blikveld valt, reageert Kok met reeksen voorbeelden waaruit blijkt dat de respons op traditionele oproepen om reacties door de gemeenteraad beperkt is en via Facebook verrassend hoog.

Kok gebruikt social media zakelijk en privé om zijn netwerk aan te boren en om antwoorden te krijgen op vragen. Maar hoe deed je het vroeger, wil Aalberts weten, toen er geen twitter was? Gewoon contact leggen, bellen of mailen, afspreken of op bezoek gaan. Maar nu is het netwerk breder, makkelijker benaderbaar en sneller ook. Zijn indruk is dat mensen op twitter open staan en kennis willen delen. Waarom zou de gemeenteraad daar geen gebruik van maken? Het is een extra kanaal. Kijk maar naar alle bedrijven die social media inzetten voor klantenbinding, webcare en reputatiemanagement. Het grote verschil is, legt Aalberts uit, dat de overheid geen bedrijf is en burgers niet haar klanten. Al was het maar omdat er geen alternatief is voor de burger die niet tevreden is over de overheid. Hij moet het toch met diezelfde overheid doen. Dat stelt andere eisen aan de overheid en ook aan de gemeenteraad. De gemeenteraad is er voor iedereen. Door twitter en andere digitale fratsen ontstaan er nieuwe elites; die sluiten andere mensen, die niet digitaal vaardig of geïnteresseerd zijn, uit.

Aalberts verzet zich tegen het beeld dat de facebookende burger ertoe doet door een plan van de gemeenteraad te liken. Over de bereidheid van politici in het algemeen om zich er iets van aan te trekken is hij ook niet optimistisch. Het gaat om de input, repliceert Kok, om een podium te bieden aan mensen die hun mening willen delen, om reacties uit te lokken zelfs. De gemeenteraad kan er zijn voordeel mee doen. Vroeger ging dat in achteraf zaaltjes, inspreekreacties in vergaderingen die te lang duurden of via ingezonden brieven aan de krant. Er zijn nu meer mogelijkheden. Geen garantie op succes, maar niet geschoten is altijd mis. En het mooie is dat ze transparant zijn, zichtbaar voor iedereen. Dat is dus niet zo, zegt Aalberts, het is zichtbaar voor de twitter-incrowd. Andere mensen kunnen dat toch niet zien. Maar, zegt Kok, ze kunnen het wel zien als ze het willen, op een eenvoudige en toegankelijke manier. Meer dan 90% van de Nederlanders heeft toegang tot internet. En hoewel er veel beweging is en gebruikers bepaalde media verlaten en andere omarmen, is het gebruik volledig ingeburgerd in grote groepen in de samenleving. Maar niet iedereen twittert en volgens Aalberts is dat de essentie. Hij maakt onderscheid in informatieverstrekking en invloed. Informatie wordt ook op andere manieren verspreid, off- en online, traditionele en nieuwe media. Ook het lokale sufferdje heeft nooit 100% dekking. En interactie op papier is ook lastig. Maar als het aankomt op inspraak en invloed op besluitvorming, dan mag niemand uitgesloten zijn.

Zo komt het gesprek eindelijk op waar het eigenlijk om draait: de afstand tussen burgers en hun vertegenwoordigers in de gemeenteraad is te groot geworden. Democratie is zelfs lokaal steeds complexer geworden (of als je wil: gemaakt) en de communicatiemiddelen die worden ingezet om die complexiteit te duiden vergroten misschien wel de kloof in plaats van deze te overbruggen. Ronkende teksten op flitsende websites, gemeentelijke glossies, burgerfora en twitterspreekuren: voor wie zijn ze? Social media worden door ‘believers’ gezien als democratiserend, maar versterken ze juist niet de besluitvormingselites? Aan de andere kant werken traditionele offline media evenmin democratiserend. Meedoen aan besluitvorming is in toenemende mate afhankelijk van het denk-, opleidingsniveau en de mondigheid van burgers. Argumenteren, formuleren en je uitspreken zijn basisvaardigheden om mee te kunnen praten en doen. Toegeven dat niet iedereen over deze vaardigheden beschikt betekent niet het einde van de democratie, maar een opdracht aan volksvertegenwoordigers om de niet-mondige burger toch een stem te geven. Maakt het uit op welke manier?

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki