Te koud, te trots

Ze zat op een muurtje te wachten. Het zonnetje scheen bleekjes. “Wacht je nog?”, vroeg de juf. Ze knikte van ja. De bus zou zo wel komen. “Heb je het echt niet koud?” vroeg ze nog een keer. Ze had het vanochtend al gevraagd, toen ze de klas binnenliep. Ze zag er stoer uit in haar blauwe bermuda en t-shirt met gele en blauwe streepjes. Het was de eerste mooie dag van maart, de grote ramen van het klaslokaal lieten de zon ruimhartig binnen, je werd er vrolijk van, van al dat licht. Maar het was veel te koud nog voor blote armen en benen. “Nee, hoor”, zei ze luchtig . “Ik heb het helemaal niet koud.”

Dat had ze thuis ook geroepen tegen haar moeder. Die had haar gewaarschuwd. Nergens voor nodig die bermuda, die is nieuw, voor straks, als het warmer is. “Laat die nog maar in de la liggen.” Ze zei: “Nee, mama, ik heb het niet koud!” Haar moeder wist dat het zinloos was om haar te proberen te overtuigen. Als ze eenmaal iets in haar hoofd had, was ze er niet vanaf te brengen. “Neem in elk geval een vest mee”, had ze nog geprobeerd. “Niet nodig, tot vanmiddag!” Zwiep, de rugzak over haar schouder en hup, weg was ze.

Best fris, had ze nog tegen zichzelf kunnen toegeven, maar het wordt warmer, dacht ze er meteen bij. Ze was op tijd voor de bus, die haar naar school bracht. Ze ging dicht bij het raam zitten. Wat een mooie dag! Ze keek naar de kleurige streepjes op haar t-shirt. Het was nieuw, zacht. Op het schoolplein had ze met een paar klasgenootjes tikkertje gespeeld. De bel ging en de les begon.

Tijdens het rekenen zag ze de haartjes op haar armen rechtop staan. Kippenvel. Ook op haar benen. Ze wreef over de pukkelige huid in de hoop deze in een veeg warm te strijken. Concentreerde zich vervolgens op de breuken. De juf vroeg of ze het koud had. Haar vriendinnetje naast haar in de klas, met trui en spijkerjasje, vroeg het later ook. Ze had het weer ontkend. “Nee, hoor, alles oké.” Maar nu moeten jullie wel ophouden, dacht ze.

Ze zat ‘s middags op het muurtje te wachten op de bus. Ze had haar armen over elkaar gevouwen. Kippenvel. Ze bibberde. Hoe meer ze de bibbers probeerde te onderdrukken, hoe meer de rillingen over haar rug liepen. De hele dag was ze te trots geweest om toe te geven. Ze mocht altijd zelf haar kleding uitzoeken. Deze kleren had ze vanochtend gekozen. Ze vond het belangrijk, keuzes maken, dat hoorde bij haar. “Je moet het zelf weten”, had haar moeder gezegd, “maar niet zeuren straks als je het koud hebt.” Haar moeder was trots op haar zelfstandigheid, ze kon het aan, die dochter van haar.

De zelfstandigheid gaf haar een gevoel van vrijheid. Keuzes en gevolgen, ze had al vroeg geleerd dat die samen gaan. Ze was bereid om de gevolgen te dragen van haar overmoedige of onbezonnen keuzes, maar kon aan de andere kant niet toegeven dat ze soms ook steun en troost nodig had. Vrijheid maakte haar eenzaam. Ze was tien jaar en had nog een hele leven voor zich.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki