Handje

Zij hield het handje vast. Een beetje te stevig misschien, zo’n klein handje glipt zo uit je grip. Ze liepen samen over het strand, langs de branding. Zij voelde het koele zand onder haar voeten. Keek achterom en zag haar voetstappen. De zee wiste ze weg. Naast haar voetstappen zag zij de andere, de kleinere. Vaag, minder diep, zo’n klein kindje, wat laat dat nou voor voetstappen achter op het zand? Het geruis van de zee, een zacht briesje, het was een warme zomerdag en ze liepen rustig verder, samen. Het handje in haar hand was hun verbinding, sterker haast dan een navelstreng, maar minder vast. Ze konden elkaar loslaten, kwijtraken, uit het oog verliezen, ze konden weggaan ieder een andere kant op. Zij kneep ietsjes harder in het zachte handje. Zij liep ontspannen. Trots. Kijk, mijn kleintje. Lang gewacht, nu, hier. Zij wilde iets belangrijks zeggen. Wist niet zo goed wat. Liep verder.

Wat gek, dacht zij, nog half in haar droom. Ik wandel hier met mijn kindje. Had ik maar even gekeken hoe hij eruit ziet. Of zij. Zij hield het handje vast, had zijn voetstapjes in het zand gezien, maar had niet naar het gezichtje gekeken. Zo nieuwsgierig. Maar dat was zij vergeten. Dat heb je soms in een droom, dat je dingen vergeet.

Diezelfde ochtend had zij de verloskundige bezocht. Toen zij er achter kwam dat zij in verwachting was had zij gebeld. De verloskundige had een afspraak gepland na tien weken. Dat was vroeg genoeg, zei zij, eerder heeft het geen zin. Zij voelde zich goed. Niets bijzonders dus. Niets bijzonders, fluisterde zij, toen zij de telefoon neerlegde.

Vanochtend ging zij er dus voor het eerst naartoe. Het was een kennismaking, zij gaf antwoord op wat vragen, haar bloeddruk werd gemeten. Gaat u maar liggen, had de verloskundige gezegd. Die jurk was dus niet zo handig, realiseerde zij zich, toen zij met alleen haar ondergoed op de koude tafel ging liggen. De doptone op haar buik en toen gebeurde het. Onverwacht. Het overviel haar. Zij hoorde het hartje. Zo bijzonder. Als een treintje tufte het hartje in haar. Gehaast, sterk, vastberaden. Zij was er stil van. Ontroerd. Het eerste teken van leven.

Tot die ochtend was alles onwerkelijk. Nu was zij ongeduldig. Zij hoopte dat het kleintje zich zou bewegen, zou draaien, zijn handje tegen de buikwand zou leggen, zodat zij het vanaf de buitenkant kon aanraken. Zij wilde wat voelen. Zij raakte haar buik aan. Je zag er niets van. Niemand wist het nog. Hoe klein was het? Een paar centimeter, een paar gram, nog nauwelijks een mensje. Ging het goed daarbinnen? Groeide het zoals het hoort? Wat gek dat je niets voelt, terwijl er een leven in je groeit. Zij lag ontspannen op haar rug. Haar hand op haar buik. De droom vervaagde, zij voelde de koelte onder haar voeten. Geruis, maar verder was het stil. Doordromen lukte niet. Zij bleef wakker.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki