Raadstheekransje

Veel gemeenteraden hebben er goede ervaringen mee, met raadswerkgroepen. Als het ten tijde van de 3D’s goed is gegaan, dan is de Omgevingswet het volgende dankbare en taaie dossier om op deze manier, niet in de felle schijnwerpers, mee aan de slag te gaan. De vraag is: wat doet zo’n werkgroep? Is het een klankbordgroep voor de wethouder en/of de ambtelijke organisatie? Is het een vooruitgeschoven post van de raad zelf om besluitvorming voor te bereiden? Of is het – oneerbiedig gezegd – een theekransje?

Er zijn drie vragen die de raad zichzelf zou moeten stellen ter voorkoming van valse verwachtingen, teleurstellingen en ruis.

In ongeveer de helft van de gemeenteraden, schat ik in, bestaat er een raadswerkgroep Omgevingswet. De woordvoerders Omgevingswet komen regelmatig bij elkaar om over de stand van zaken bijgepraat te worden door de wethouder en de programmamanager. Nee, besluiten worden er niet genomen, dat is het domein van de reguliere commissie- en raadsvergaderingen, in de openbaarheid, zoals het hoort. Er wordt informatie gedeeld en alle vragen beantwoord. Richtinggevende uitspraken worden er niet gedaan, want dat is niet aan die paar raadsleden, daar gaat de hele raad, al dan niet na fractieberaad, over. Wel wordt een kijkje in de keuken gegund en soms geoefend. De raadswerkgroep heeft geen status, gaat nergens over, je kunt er ook niet op bouwen, maar zo is de raad toch aangehaakt, is de gedachte.

Toch zijn er drie vragen die de raad zichzelf zou moeten stellen ter voorkoming van valse verwachtingen, teleurstellingen en ruis. Te beginnen met “waarom”? Waarom zitten we hier bij elkaar? Als we willen worden geïnformeerd, laten we ook afspreken wat we met de informatie gaan doen. Als we willen oefenen, laten we ook nadenken over wat we willen leren. Als we begeleiden, wat begeleiden we dan: het proces van invoering van de Omgevingswet of de besluitvorming van de raad? Kortom: wat gaat er mis als we niet bij elkaar komen en wat levert op nu we dat wel doen?
De volgende vraag is “wie”? Misschien komen de woordvoerders en specialisten bij elkaar. Zorg dan dat ook de rest van de raad betrokken is, ook de collega’s van zorg, economie, erfgoed en financiën. Is er per fractie al dan niet evenredig een vertegenwoordiging in de raadswerkgroep, bespreek dan ook waarom fractiegrootte een rol speelt en of het voor kleine fracties te behappen is. Moet iedereen erbij zijn? En wie verder nog? Als de wethouder aanwezig is, vertel hem ook wat je van hem verwacht. Idem van ambtelijke en/of griffieondersteuning. Denk er ook over na of je externe experts en inwoners erbij wil vragen en wat je van ze verwacht. Leg goed uit waarom (zie vorige vraag) je bij elkaar komt.

En dan de vraag “wat”? Een werkgroep heeft, als het goed is, een eigen agenda afhankelijk van wat er moet worden besproken. Om welke onderwerpen, keuzes of dilemma’s gaat het? Bedenk ook wat belangrijk is en wat slechts interessant. Als iets aan de orde komt, dan is het niet uitgesloten dat dit leidt tot een conclusie of zo. Je moet echt duidelijk zijn over het lot van conclusies. Zijn ze de afronding van een gesprek en het startpunt van de volgende stap? Of begin je telkens met hetzelfde gesprek zonder ooit een stap verder te zetten?

Als het antwoord op de vragen “waarom”, “wie” en “wat” is “geen idee”, dan – het spijt mij – is het instellen van een raadswerkgroep niet meer dan een theekransje. Het is wellicht heel gezellig en geeft het een “goed bezig”-gevoel, maar je zet er geen ene stap mee. Zonde van je tijd en daar is al een tekort aan. Doe dus dingen die ertoe doen.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki