Missen, lessen en bijsturen

Meestal kom ik bij raden om informatie te geven over de Omgevingswet en vooral om besef en urgentie aan te wakkeren. Ik zie het als mijn taak om aan het eind van de avond de raad met een onrustig gevoel achter te laten, een gevoel dat er werk aan de winkel is. En, in alle bescheidenheid, dat lukt best aardig. Omdat het gewoon waar is, er ís werk aan de winkel en steeds minder tijd om dat af te krijgen. Maar er is leven na 2022 en ook dan is er nog een boel werk te doen.

Dingen overkomen ons gewoon. En dat is helemaal niet erg.

Het valt mij op dat raadsleden willen horen wat er nu écht gaat veranderen, welke besluiten op de agenda komen en welke opties er zijn. Liefst met voorbeelden en uitwerkingen en zo concreet mogelijk. En, als ze die informatie krijgen, ze onzeker worden. Ze vragen zich af of dit het écht is, of er misschien keuzes ontbreken, of de gevolgen te overzien zijn. Blijven we in positie? Kunnen we dingen voor mekaar krijgen of – soms nog belangrijker – kunnen we dingen tegenhouden als we ze niet willen? Raadsleden balanceren tussen de wens om het concreet en tastbaar te maken enerzijds en om niets te missen anderzijds op de drempel van het laatste volle jaar van hun raadsperiode. Als er politiek nog iets moet komen, dan is het nu wel. Nog een laatste eerste spade in de grond of de opening van iets dat toch nog komt, het invoeren van maatregelen waar inwoners beter van worden, de uitvoering van een motie die het na debatschermutselingen haalde. Het komt er nu op aan. Het is het jaar van het oogsten, het laatste. Ook het laatste jaar van de voorbereidingen voor de Omgevingswet. Deze raad is aan zet.

“Hoe weten we zeker dat we niets missen?”, vroeg een raadslid laatst, met de nadruk op “zéker”, en zij is niet de enige. Ook al doet de organisatie uitstekend werk met het betrekken van de raad, stapsgewijs en gestructureerd, en ook al besteden raadsleden er vele extra uren aan in thema-avonden en klankbordgroepen, die onzekerheid blijft. Ik kan niet anders dan mijn schouders ophalen. Niet als teken van onverschilligheid, maar als teken dat ik het ook niet weet én dat het eigenlijk ook niet zo belangrijk is. Je weet van tevoren nooit helemaal zeker hoe dingen straks zullen gaan, zeker niet bij zo’n ingrijpende verandering. We kunnen niet aankloppen bij iemand en vragen hoe hij het vroeger altijd deed. Er is geen relevante ervaring waar we op kunnen bouwen. Aan de andere kant, hallo, we beginnen niet met een leeg vel papier waar we een nieuwe gemeente op gaan tekenen. Dus we weten al heel veel.

Dat het leven niet een rechte lijn is en dat je dingen niet kunt plannen alsof de ene stap logisch op de volgende volgt, weten we allemaal, toch? Het leven is een beetje een soepzooitje, alles door elkaar, spannend en onvoorspelbaar. Er zijn mensen die houvast vinden in plannen, tijdschema’s en to-do-lijstjes. Het helpt misschien om een gevoel van grip en controle te hebben, maar het is flinterdun. Dingen overkomen ons gewoon. En dat is helemaal niet erg. Zei Darwin niet: “Het is niet de sterkste soort die overleeft, noch de meest intelligente. Het is degene die zich het beste kan aanpassen”? En dat is precies wat we moeten doen. Ook fouten maken, aanpassen aan de omstandigheden, leren door te doen en bijsturen. Dus, raad, bij elk aanstaand raadsbesluit standaard een evaluatietermijn van twee jaar opnemen. Dan terugblikken, bijstellen en door! Kijk dat is dan weer lekker concreet en tastbaar.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki