Participatie: hoezo vereist, maar niet verplicht?

Actieve betrokkenheid “aan de voorkant” zal leiden tot besluiten met een groter draagvlak en tot aanzienlijke tijd- en geldwinst. De Omgevingswet kan “een bescheiden bijdrage” leveren aan het herstel van vertrouwen in de overheid. Aldus de Memorie van Toelichting. Grote woorden, grote ambities en nog grotere verwachtingen. Maar ik moet telkens aan raadsleden uitleggen dat participatie wél een aanvraagvereiste is bij vergunningen, maar géén grond is voor weigering. Als participatie zo belangrijk is, waarom is deze dan niet verplicht?

Raadsleden vinden dit een ingewikkelde wetskronkel.

De initiatiefnemer (m/v) moet bij zijn vergunningaanvraag aangeven wat hij heeft gedaan aan participatie. Dat betekent dat hij bij het Omgevingsloket ook een participatieverslag moet inleveren. In het verslag staat hoe hij omwonenden heeft betrokken bij zijn plannenmakerij, wat hij heeft opgehaald aan meningen en belangen en hoe hij deze heeft verwerkt in zijn uiteindelijk plan. De initiatiefnemer kan iedereen zijn, een particulier bijvoorbeeld of een projectontwikkelaar. Het initiatief kan van alles zijn: een aanbouw of uitrit, het bouwen van één woning of duizend woningen, het plaatsen van windmolens.

Vult de initiatiefnemer bij participatie helemaal niets in, dan zijn de stukken niet compleet en is zijn aanvraag niet ontvankelijk. Misschien vult hij in: “nee”, niet aan participatie gedaan. Dan beslist het bevoegd gezag (B&W of gemandateerde ambtenaren) of er genoegen wordt genomen met dit antwoord. Is “nee” oké? Soms wel. Als het plan bijvoorbeeld heel kleinschalig is en nauwelijks impact heeft op de omgeving. Misschien is het plan helemaal niet controversieel. Dan is “nee” een prima antwoord en staat niets het afgeven van een vergunning in de weg. Niet op grond van het participatie-criterium in elk geval.

Als de initiatiefnemer “ja” invult, dan hangt het er ook weer vanaf. Wat staat er in het verslag? Zijn alle belangen opgehaald? Is er iets mee gedaan? Kan kortom op basis van de beschikbare informatie op een zorgvuldige manier een besluit worden genomen? Stel dit is niet het geval, dan heeft het bevoegd gezag meer troeven in handen. Een goed gesprek met de initiatiefnemer en een aansporing om breder in gesprek te gaan met belanghebbenden is er een. Het bevoegd gezag kan zelf in gesprek gaan met partijen om een completer beeld te krijgen. En er is ook de mogelijkheid om een zienswijzeprocedure te starten. Genoeg opties dus.

Maar het blijft een dubbel gevoel. Participatie is vormvrij. Het is mogelijk om de initiatiefnemer te stimuleren om meer zijn best te doen. Maar het is wettelijk niet toegestaan om een checklist met criteria op te stellen om aanvragen aan te toetsen. De wet zegt met zoveel woorden dat de initiatiefnemer zelf zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Raadsleden vinden dit een ingewikkelde wetskronkel. Als participatie een eis is, dan toch ook een verplichting? Nee, de wet geeft ruimte om het zelf in te vullen en legt het, vanuit de gedachte dat de meeste initiatiefnemers deugen, niet op. Liever verleiden dan verplichten dus.

Hoe moet je hier als raad dan mee omgaan? Het allerbeste dat de gemeente (en dus de raad) kan doen is om in haar eigen participatiebeleid haarfijn uit te leggen wat de bedoeling is, wat belangrijk is en dat van initiatiefnemers wordt verwacht dat ze zich ook maximaal inspannen. Niet met lijstjes, maar met goede en gedragen plannen als motivatie. En het aller-allerbeste is om als gemeente zelf het goede voorbeeld te geven. Door uit te pakken met super participatie bij de eigen plannen en het gemeentelijk beleid. Goed voorbeeld doet goed volgen.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki