Om te sturen heb je goede informatie nodig

Met de verkiezingen in het vooruitzicht vragen raadsleden en griffiers zich af: ‘hoe brengen we de raad zo snel mogelijk op vlieghoogte wat betreft de Omgevingswet en wat gaan we daarna doen?’ Het inwerkprogramma gaat helpen, inhoudelijke informatie over de Omgevingswet, mogelijk de instelling van een raadswerkgroep. Maar om echt te sturen heeft de raad andere informatie nodig dan tot nu toe.

In diverse gemeenten is er indrukwekkend veel tijd gestoken in kennis- en inspiratiesessies, bijpraat- en informatieavonden, notities en nieuwsbrieven over de Omgevingswet. In de helft van het aantal gemeenten was er zelfs een raadswerkgroep met de taak om de invoering van de wet te begeleiden, een klankbordgroep te zijn voor wethouder en ambtelijke organisatie, een kijkje in de keuken te krijgen en alvast wat te oefenen. Ik mocht onlangs in een gemeente door het raadsarchief van de afgelopen vier jaar struinen. Ik kwam daar een kleine tweehonderd documenten tegen, verslaglegging, presentaties en informatiebrieven. Bijna net zo compleet en informatief als de hele website van www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl.

Wat is de wet, welke instrumenten zijn er en welke bevoegdheden heeft de raad; dat zijn slechts feiten en kennis.

Met de verkiezingen in het vooruitzicht vragen raadsleden en griffiers zich af: hoe gaan we het de volgende periode doen? Uiteraard moet de nieuwe raad, met zoals gewoonlijk de helft nieuwe raadsleden, snel op vlieghoogte komen. Een zorgvuldig bedacht en opgezet inwerkprogramma zal daarvoor zorgen. Als het goed is hebben raden diverse wettelijk verplichte besluiten al genomen. Denk daarbij aan een besluit over delegatie, het adviesrecht van de raad en participatie bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Besluiten worden, als dat nog niet is gedaan, straks alsnog genomen, zoals gewoonlijk in de openbaarheid van reguliere commissie- en raadsvergaderingen.
Eerder of later in de komende periode zal er daadwerkelijk worden gewerkt met de Omgevingswet. De gemeente zal aangesloten zijn op het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet), vergunningen zullen in acht weken moeten worden afgegeven en de initiatiefnemer zal ook zijn best moeten doen om de omgeving te betrekken bij zijn plannen. De raad zal kaders vaststellen voor de ontwikkeling van de omgevingsvisie, het omgevingsplan en participatiebeleid en aan de slag gaan met het uitwerken daarvan.

Fouttolerantie

Niet alles zal in de praktijk vlekkeloos gaan. Daar hameren wethouders en ambtenaren op. Raadsleden knikken gedwee, inderdaad niet alles zal vanaf het eerste begin goed gaan, daar is begrip voor. Totdat de boze inwoner in het plaatselijk krantje of op twitter gaat mopperen of totdat de boze ontwikkelaar verhaal komt halen omdat hij zijn project niet gerealiseerd krijgt. Ik ben benieuwd hoe groot de fouttolerantie van de raad dan zal blijken. Maar los van de incidenten, hoe weet je als raad of het de goede kant op gaat? Hoe weet je of inwoners en ondernemers beter en sneller worden bediend? Of er integraal wordt gekeken naar de leefomgeving? Daar zou een raadswerkgroep (en als die er niet is, dan moet die er maar komen!), een belangrijke rol in kunnen spelen. Niet om de invoering te begeleiden, dat hoeft dan niet meer. Maar als werkgroep voor reflectie en monitoring. Met als taak om niet van elke klacht een politiek drama te maken, maar om te leren van fouten en indien nodig het beleid bij te stellen. Niet vanaf de eerste week dat de wet van kracht wordt uiteraard. Gun jezelf eerst wat tijd. Verzamel ervaringen, beoordeel deze en bedenk welke kant het op moet.

Relevante informatieOm dat te doen is goede informatie onmisbaar. Niet van het soort informatie dat tot nu toe werd gedeeld. Wat is de wet, welke instrumenten zijn er en welke bevoegdheden heeft de raad. Dat zijn slechts feiten en kennis. Het gaat nu om specifieke en relevante informatie, waarmee de raad kan gaan sturen:

  • Hoeveel omgevingsvergunningen worden er per jaar afgegeven bijvoorbeeld. Dat wil je weten van enkele jaren terug.
  • Wat voor een soort vergunningen, eenvoudig of complex, en doe de meldingen er ook maar bij. Wat je wil weten is hoelang het duurt totdat de aanvrager uitsluitsel krijgt.
  • Hoelang duurt het nu en gaat het straks inderdaad binnen de acht weken lukken.
  • Misschien wil je weten in welke buurten of wijken veel vergunningen worden aangevraagd. Interessant om erachter te komen waarom dat zo is. Dat kan iets betekenen voor het omgevingsplan dat in de maak is.
  • Zijn de regels in het omgevingsplan onnodig strak geformuleerd? Kunnen bepaalde activiteiten wellicht vergunningvrij worden als ze toch altijd positief worden beoordeeld.
  • Je wilt ook iets weten over de tevredenheid van de klant (particulier of ondernemer). En over de betrokkenheid (acceptatie of weerstand) van de buurt. Wordt daar onderzoek naar gedaan?
  • Wil je ook iets weten over de leges? Wat komt er binnen aan bouwleges, verandert dat en waar ligt dat aan? Hoe staat het met de werkdruk op de betreffende gemeentelijke afdelingen?
  • De raad gaat uiteraard niet over het personeel. Maar werkdruk is een relevant gegeven als het gaat om het realiseren van opgaven, de toepassing van de “ja, mits”-gedachte en om initiatieven van inwoners centraal te zetten.

Brokjes van deze informatie zijn nu ook ergens te vinden. In bijvoorbeeld de jaarrekening of onderzoek van de accountant of indirect in een klanttevredenheidsonderzoek. Maar dan moet je met een lampje zoeken en stukjes bij elkaar sprokkelen. Bedenk dus tijdig wat je nodig hebt en vraag er gewoon naar. Niet om te scoren, maar om te weten. Formuleer indicatoren, bedenkt ijkpunten om te toetsen of het inderdaad de goede kant op gaat. Met de juiste data en de juiste kennis kan de raad eindelijk gaan sturen.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki