Monitoren doelbereik begint met eenduidige begrippen

Doelen stellen geeft de illusie van concreetheid en daadkracht. Maar of ze worden gerealiseerd moet blijken uit betrouwbare data, die eenduidig en concreet zijn. Anders tasten volksvertegenwoordigers, bestuurders en eigenlijk iedereen in het duister. Het begrippenkader Regionale Energiestrategieën (RES) is hiervan een mooi voorbeeld.

Toen mijn kinderen klein waren gebeurde het steevast als we op pad gingen. Nauwelijks vertrokken kreeg ik de vraag “Mama, is het nog ver?” Kinderen kunnen zich geen voorstelling maken van afstand, tijd en hoe lang het dus duurt totdat je er bent. “Op de helft, bijna of het duurt nog even”, helpen niet echt. Evenmin als quasi SMART-geformuleerd: “over een uur of over twintig minuten”. SMART-doelen geven een gevoel van duidelijkheid, een illusie van vastigheid, maar de beleving van tijd, afgelegde afstand en aankomst is verraderlijk vaag.

Monitoring is een vak apart.

Veel beleidsdoelen zijn tegenwoordig heel SMART geformuleerd. 900.000 nieuwe woningen tot en met 2030, de helft minder stikstof in 2030, 125.000 nieuwe banen voor mensen met een arbeidsbeperking in 2026, 21.000 statushouders huisvesten in de eerste helft van 2023, 2,02% van het bbp in 2024-2025 naar Defensie en 75% van de mensen beweegt in 2040 minstens 2,5 uur per week. Gemeentelijke en provinciale doelen zijn ook zo geformuleerd. We hebben kaders gesteld zeggen volksvertegenwoordigers dan. Het straalt een soort flinkheid uit, dát gaan we doen, tsjakka! Hoe concreter de doelen hoe gemakkelijker, is het om te meten of deze op tijd worden gehaald. Dat zou je denken. Maar is dat zo? Vorige maand berichtte de NOS dat: “provincies geen idee hebben of (duizenden) veehouders over de juiste stikstofvergunning beschikken en naar alle waarschijnlijkheid meer uitstoten dan waar toestemming voor is”. Dat maakt stikstofreductie nauwelijks meetbaar door het ontbreken van betrouwbare, centraal bijgehouden gegevens.

Het gebruik van verschillende data, kengetallen, definities, peilmomenten en rekenregels helpt niet. Monitoring is een vak apart. Het vergt een aardige inspanning om tot kaders en afspraken te komen om data te harmoniseren. En naast data gaat het ook om het duiden van data in een wereld die volop in beweging is. Vaak is het proces van harmoniseren een zoektocht naar een compromis, want je moet wel bereid zijn om je eigen begrip en context los te laten op zoek naar gezamenlijkheid.

Begrippenkader Regionale Energiestrategieën (RES)

Het begrippenkader RES is zo’n voorbeeld van harmonisatie van data. Onlangs is een nieuwe update van dit begrippenkader gemaakt voor de Regionale Energiestrategie (RES). Het is en blijft work in progress, maar is tegelijkertijd een hele concrete aanpak, die ik als voorbeeld van monitoring wil noemen. Een van die SMART-doelen die we met zijn allen in 2030 moeten halen is het opwekken van ten minste 35 terawattuur (TWh) aan grootschalige duurzame elektriciteit op land. Het gaat om zonnepanelen, windturbines en de bijbehorende infrastructuur.

De meeste RES-regio’s, bleek al snel, brengen hun eigen monitor of dashboard uit.

Het opwekken van duurzame energie op land is één van maatregelen uit het Klimaatakkoord. Overheden, inwoners, bedrijfsleven, netbeheerders, energiecoöperaties en maatschappelijke organisaties werken samen in dertig energieregio’s aan de Regionale Energie Strategieën: de RES. In 2021 is er een zogenaamd “bod” gedaan. De RES-en hebben vastgelegd hoeveel ze gaan bijdragen aan de 35 TWh. De voortgang en realisatie worden op meerdere manieren gemonitord. Regionaal: elke twee jaar maken de RES-en zelf een Voortgangsrapportage en ook provincies monitoren de voortgang. En nationaal: NP RES (Nationaal Programma RES) maakt twee keer per jaar een “foto” met daarin een kwalitatieve duiding van de stand van zaken. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) maakt jaarlijks een monitor op grond van kwalitatieve én kwantitatieve informatie. Ook worden andere data benut, zoals de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit is een gezamenlijke inspanning om zicht te houden op de voortgang van de transitie en het doelbereik.

Omrekenwerk

De meeste RES-regio’s, bleek al snel, brengen hun eigen monitor of dashboard uit. Elke regio en de daarin betrokken partijen hebben begrijpelijkerwijs hun eigen behoefte aan monitoring die aansluit bij de thematiek en doelstellingen die in de regio. Daardoor was het bijvoorbeeld voor PBL lastig om het aantal TWh’s op te tellen. Er kwam veel omrekenwerk aan te pas om het te uniformeren. Terwijl de behoefte aan afstemming en eenduidigheid juist groot is om goed in te schatten of de regio’s samen op koers voor het doelbereik liggen. In het begrippenkader RES zijn inmiddels afspraken gemaakt over definities, rekenregels, kengetallen en bronnen waarmee regio’s hun bod monitoren en waarmee landelijke partijen analyses maken en data beschikbaar stellen. Het zijn afspraken tussen de RES-regio’s en landelijke partijen (onder meer VNG, IPO, Unie van Waterschappen, PBL, CBS, RVO, en netbeheerders).

Definities en fasering harmoniseren

Wat staat er zoal in het begrippenkader? Zonder te veel in de techniek te duiken, toch een tipje van de sluier. Het vertrekpunt is wat de regio gerealiseerd wil zien in 2030. Een belangrijke vraag is dan: wanneer telt een project mee? Er is een onderverdeling gemaakt in gerealiseerde projecten (“huidig”), projecten die zich in een bepaalde fase van realisatie bevinden (“pijplijn”) en projecten die wenselijk zijn, maar nog niet concreet genoeg zijn (“ambitie”). Hoe verder in het proces, hoe hoger de realisatiegraad. Projecten tellen mee in het totale bod van een regio op basis van de realisatiegraad van elke fase. Bijvoorbeeld: een windproject in de vergunningprocedure telt voor 60% mee in “pijplijn” omdat dit de verwachte realisatiegraad is. De overige 40% staat bij “ambitie”. Als het de ambitie is om een project te realiseren, maar er is nog geen niet concreets dan is er uiteraard geen realisatiegraad. Ook zijn er in het begrippenkader definities en omschrijvingen verduidelijkt. Zonne-energie gecombineerd met parkeren, heet bijvoorbeeld ‘Grootschalig zon op gebouw.’

Als je weet waar je het over hebt, kun je bijsturen.

Een begrippenkader is nooit af. Door actuele ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld op het gebied van netcongestie, kunnen nieuwe vragen ontstaan. Die moeten weer een plek krijgen in de monitoring. De essentie is dat er eenduidige en vergelijkbare informatie kan worden verzameld. Niet meer appels met peren vergelijken maar appels met appels en peren met peren. De vergelijkbare data kunnen straks ook beter worden gevisualiseerd. De inzichten die zo ontsloten worden zijn voor veel partijen erg belangrijk. Voor inwoners en ondernemers, die willen weten wat het voor hen betekent om de hoek. Voor volksvertegenwoordigers, zij willen weten of de doelen die ze hebben gesteld worden gerealiseerd. Voor bestuurders, eenieder die is belast met de uitvoering en voor alle betrokken partners binnen de RES-regio’s. Als je weet waar je het over hebt, kun je tenslotte bijsturen.

Voor mijn kinderen gebruikte ik ook een begrippenkader. Op de terugweg was er één punt vanwaar je de kerk van ons stadje kon zien. Ik riep dan: “wie ziet de kerk al?” Waarop ze alle drie zonder te kijken om het snelst riepen “ja!” Was niet waar natuurlijk, maar ze wisten wel dat we er bijna waren, we waren echt heel dichtbij.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki