Gevangen in onrust

Ze dronken bergthee uit kleine glaasjes. Zij hield van die glaasjes. Zij hield ze vast met beide handen, heerlijk warm en wreef met haar duimen langs de versierde gouden rand. De thee had een honingkleurige gloed en dampte sereen. Even was het stil, zij voelde de warme in haar handen en haar borst toen ze een slok nam. Met gesloten ogen ademde zij uit. Dit moment vasthouden, fijn zou dat zijn.

“Gezellig”, zei haar vriendin, “wij spreken elkaar tegenwoordig nooit! Nooit echt!” Ze zagen elkaar vaak, groetten elkaar hartelijk, maakten een praatje in het voorbijgaan, soms een berichtje of via facebook. “Hoe gaat het met je?” zei zij en legde de hand op haar arm.

Zij wilde beginnen over de kinderen die het goed deden op school, haar man die, gelukkig, werk had en dol op haar was, over haar ouders die oud waren, maar zich nog redden, dat het gelukt was om het huis op te knappen, over haar werk waar ze van hield, het vrijwilligerswerk voor de sportclub dat zo leuk was, haar boek dat vorderde. Zij nam een slok, ze zou eerlijk antwoorden. Het gaat niet goed, begon ze. Er is te weinig ruimte, te weinig tijd, te weinig beweging. Wat ik nu heb is perfect, maar niet genoeg. Dat gevoel dat er een storm in je hoofd raast, gierend en woest. Gedachten en gevoelens gisten en borrelen en kolken. Je gaat slapen en blijft malen, je blijft haken op kleine gedachten die, als kleefkruid, niet loslaten. Doodmoe en uitgeput wordt je de volgende dag wakker. Kracht, enthousiasme, passie in een kooi, ze willen eruit. Er is binnenin beweging en onrust en ontevredenheid. Het zoeken, niet om iets te vinden, maar om te dwalen. Zij zei: “Ik wil licht zijn en inspiratie voor de kinderen op school, mijn collega’s, die afgebrand zijn, motiveren. Het verschil maken. Ik voel mij gevangen in mijn eigen energie en ambitie. Als een brandend braambos, ik kan niet ontsnappen, ik kan niet bezwijken, ik moet doorgaan. Terwijl alles om mij heen stilstaat, stroperig, gestold, versteend.”

Ze had alles, een gezond en gelukkig leven, mensen die haar dierbaar waren om zich heen, ze deed altijd zoveel, werd gewaardeerd. “Hoe kun je zo verdrietig en wanhopig zijn met zoveel kracht?” vroeg haar vriendin. Buiten in de verte klonk gebulder, er werd weer gebombardeerd vanavond. “Het went nooit”, zei ze. “Er komt geen eind aan deze oorlog. Er is geen perspectief, geen toekomst voor ons land, voor ons, voor onze kinderen. Ik wil weg. Naar een plek waar ik verder kan. Vrij kan zijn!”

Haar vriendin hield nog steeds haar arm vast, alsof ze haar pols voelde. Ze kenden elkaar al zo lang, ze hadden naast elkaar in de schoolbanken gezeten. Ze hadden beide dezelfde foto ingelijst van een schoolreisje uit die tijd. Haar vriendin met haar Farrah Fawcett-kapsel en zij met een enorme pilotenbril, heel hip! “Ik zal je missen als je gaat”, zei ze. Het was donker geworden in de kamer, ze waren twee schaduwen die roerloos bij elkaar zaten. Dit moment vasthouden, voor nu was dat genoeg.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki