Verharding toon debat over Omgevingswet

Ik bezoek veel gemeenten om te adviseren over de Omgevingswet. De invoering van deze wet gaat niet soepel. Ook de toonzetting van het debat erover verhardt. Soms krijg ik het gevoel dat ik me moet verantwoorden over de problemen die leiden tot het uitstel van de invoeringsdatum. Laten we optimistisch blijven en focussen op de doelen van de wet: integraliteit, participatie en lokale afwegingsruimte.

In de afgelopen zes jaar heb ik veel gemeenten bezocht om in gesprek te gaan met gemeenteraden over de invoering van de Omgevingswet. Interessante gesprekken waarin de dilemma’s van de volksvertegenwoordiger aan de orde kwamen. Ruimte geven én beschermen, maatwerk én gelijke behandeling, loslaten én de knoop doorhakken. Het had ook over andere onderwerpen kunnen gaan, want dit zijn universele, democratische vragen. Maar goed, de kapstok was dus de Omgevingswet. Overal waren er enkele raadsleden die kritisch of ronduit negatief waren over deze wet. De twijfelaars. Het is niets, het wordt niets, we krijgen er alleen maar last van. Overal waren er ook enkele raadsleden die positief, zelfs lyrisch waren over dezelfde wet. De gelovers. Deze ging betere plannen, betere participatie en beter bestuur brengen. Mooi om verschillende invalshoeken bij elkaar te brengen in de zoektocht naar antwoorden. Wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen? Ik heb vaker gezegd dat de wet slechts gereedschap is om aan lokale opgaven te sleutelen.

Standpuntenfetisjisme

Ondanks gesprekken, bijeenkomsten, raadswerkgroepen en toolboxen vol staan de uitersten jaren later precies waar ze stonden. De twijfelaars twijfelen, de gelovers geloven. Niet echt opmerkelijk, in elk veranderproces is een kleine groep die voorop holt en een even kleine groep die achterblijft. De grote middengroep wil gewoon weten wat er moet gebeuren en doet wat gedaan moet worden. Er valt mij echter iets op. De felheid en verbetenheid van de reacties van de uitersten. Niet ongewoon dat raadsleden mij vroegen: “wat schieten we er nu echt mee op, met deze wet?” Daar kon ik prima op reageren. Lastiger (en niet relevant) was de vraag: “wat is uw persoonlijke mening?” De toonzetting werd echter steeds scherper: “hoe kunt u er nu nog achter staan?”, “we spreken elkaar wel als er een parlementaire enquête komt over deze wet” en ook nog “durft u uzelf nog wel in de spiegel te kijken!”

Sinds wanneer is een wetstraject plots een geloof of een overtuiging?

Pardon??!! Dat laatste was naar aanleiding van het zoveelste kritische artikel over de invoering van de Omgevingswet, dat feitelijk ging over het DSO (digitaal stelsel Omgevingswet). Kennelijk was ik medeplichtig aan iets. Zo voelde het wel. Moet ik uitleggen waar ik voor sta, wat ik vind, waar ik in geloof? Moet ik mij uitspreken? Sinds wanneer is een wetstraject plots een geloof of een overtuiging? Of het nu gaat om de Omgevingswet of willekeurig welk ander actueel dossier de toon wordt onvriendelijker, de lontjes korter, de woorden groter. Het is de moderne trend van het standpuntenfetisjisme. Je moet kleur bekennen. Zeggen waar je staat. Want als iets niet gaat zoals we verwachten of willen of wensen, dan weten we in elk geval wie fout was, wie zich moet verantwoorden, wie weg moet. Alsof de opgaven waar we als samenleving voor staan (wooncrisis, stikstofcrisis, energiecrisis, asielcrisis enz.), met verongelijktheid en het aanwijzen van een schuldige kunnen worden opgelost.

Schuldig aan optimisme

De mensen die de Omgevingswet voortstuwen zijn vooral schuldig aan optimisme. Eenvoudig beter is niet eenvoudig. Samenhangend beleid maken tussen domeinen, gebieden en overheidslagen met maatschappelijke partners, marktpartijen en niet in de laatste plaats met inwoners…als het eenvoudig was, dan hadden we geen wet nodig. En de alom bejubelde, maar tegelijkertijd onder sarcasme bezwijkende participatie moet beter, maar is zeker niet eenvoudig. Je kunt wetsinstrumenten en processen verzinnen tot je een ons weegt, er blijven tegengestelde belangen. Niet iedereen zal altijd blij zijn. En het DSO, ja, dat gaat van start met een minimale variant, waar nog hard aan wordt gewerkt. … Het is zeker niet eenvoudig.

In het eenvoudig-beter-optimisme heeft het DSO een centrale plek gekregen. Integraliteit, participatie en lokale afwegingsruimte verdwenen ergens op de achtergrond.

Er is bijvoorbeeld enorm veel tijd gestoken alleen al in het harmoniseren van begrippen. Er zijn voor “boom” en “huis” tientallen termen. Geen enkel ICT-systeem gaat dat oplossen. Het is ook een illusie dat we met data, regels en vragenbomen automatisch en eenduidig vergunningen gaan afgeven, waar geen mens meer tussen hoeft te komen. Maatwerk laat zich wel ondersteunen, maar niet automatiseren. Bij mijn weten is er nooit eerder een wet gebouwd op een ICT-fundament. In het eenvoudig-beter-optimisme heeft het DSO een centrale plek gekregen. Integraliteit, participatie en lokale afwegingsruimte verdwenen ergens op de achtergrond. Dat moet anders, is mijn standpunt, terug naar de bedoeling van de wet.

Wet holt achter samenleving

Deze manier van wetgeven is anders. De klassieke manier is, kort door de bocht, om in een Haagse black box wetten in elkaar te knutselen en die vervolgens over de schutting te kieperen naar de uitvoering. Dan pas blijkt wat er mis is, dat wordt aangepast. De Omgevingswet is werk in uitvoering. We doen alsof de wet er al is en alle bugs liggen meteen op tafel om opgelost te worden. Dat is goed schrikken. Binnenkort komt de invoeringsdatum weer aan de orde. De meeste reacties hebben de teneur “laat maar doorgaan, dan hebben we tenminste duidelijkheid”. Van het optimisme van het eerste uur is weinig over. Intussen holt de samenleving van de ene crisis naar de andere. En nee, de Omgevingswet, hoe optimistisch ook, gaat al die crises niet oplossen. Maar al die crises hebben wel een ruimtelijke component, er moet ergens een plek komen voor iets, de Omgevingswet kan helpen.

Aanpassingsvermogen krijg je niet door nieuwe wetten en structuren, die bieden alleen kaders.

Een wet loopt nooit voorop, een wet bevat slechts spelregels. Totdat wetten er eindelijk zijn, zijn we als samenleving alweer zoveel stappen verder met onze problemen en wensen. Is de kern niet hoe we problemen het hoofd kunnen bieden, overheid en samenleving samen? Hoe we ons aanpassen aan nieuwe omstandigheden? Aanpassingsvermogen krijg je niet door nieuwe wetten en structuren, die bieden alleen kaders. Aanpassen dat moet je zelf doen! Optimisme is het fundament onder aanpassingsvermogen, nodig om er iets van te willen maken, om in beweging te komen. In het klein, om de hoek of in het groot, in Nederland of de wereld? Standpunten helpen ons niet vooruit, overeenkomsten zoeken en stappen maken wel.

About the Author: Pascale Georgopoulou

Hart voor de publieke zaak | Verbinden, Kennisdelen, Wereldverbeteren | GO&C | Verhalen & Haiku's | Sterke Raad | Griffiers | Omgevingswet | Thessaloniki