De representatieve en de participatieve democratie staan op gespannen voet met elkaar. Beiden zijn belangrijk, maar het is zoeken naar de brug tussen die twee. De sleutel ligt in gedrag en gedragsbeïnvloeding. Gedrag roept gedrag op. Als we weten hoe dat werkt, dan kunnen we het gedrag van de ander beïnvloeden en sturen.
De Roos van Leary is een model dat gaat over actie en reactie in gedrag van mensen.
In mijn gesprekken met raden komt het dilemma participeren versus representeren telkens aan de orde. Aan de ene kant is participatie en betrokkenheid van inwoners een groot goed. Besluiten zonder hun stem is onbestaanbaar. Niet alleen in woorden, vaak ook in daden besteden gemeenten veel tijd en energie aan allerlei vormen van participatie. Bij het maken van de omgevingsvisie, participatie door initiatiefnemers, participatiebeleid of de participatieverordening. Kan ook niet anders, zeggen raadsleden vaak, we leven in een participatiesamenleving. Aan de andere kant heeft de raad niet alleen een verantwoordelijkheid, maar zelfs het mandaat om besluiten te nemen. Daar zorgen we met z’n allen voor bij de stembus. We laten ons representeren.
Participeren en representeren, beiden essentieel én op gespannen voet met elkaar. Participatie is gebaseerd op ‘samen’. Luisteren, alternatieven bespreken, geven en nemen, voorkeuren aangeven. Er samen uitkomen. Representatie is gebaseerd op ’tegen’. Je verkondigt een visie, profileert je op standpunten en benadrukt het eigen gelijk. Je wil, letterlijk, het verschil maken. Er valt wat te kiezen voor de kiezer. Is er brug te leggen tussen die twee?
Ik heb een ideetje! Wel eens gehoord van de Roos van Leary? Dat is een model dat gaat over actie en reactie in gedrag van mensen. Gedrag roept gedrag op. Is iemand boos en ga je boos reageren, dan wordt hij nog bozer. Je hebt een mooi plan, loopt over van energie en bent al gestart met organiseren, dan gaan de collega’s achteroverleunen en afwachten. De Roos van Leary laat zien hoe we op elkaar reageren. Als we dat weten, dan kunnen we ook het gedrag van de ander beïnvloeden en sturen. Door mee te bewegen, door te duwen. Leary beschrijft gedrag in twee setjes: ‘samen-tegen’ en ‘boven-onder’. In het eerste setje gaat het om de vraag: wil je er met elkaar uitkomen, is er respect verbondenheid, samenwerking? In het tweede gaat het om afhankelijkheid en dominantie: staat de een boven de ander, als ‘meerdere’ of ‘beslisser’?
‘Samen-gedrag’, zegt Leary, roept bij de ander ‘samen’ op. En ’tegen’ juist ’tegen’. Bij participatie wil iedereen er met elkaar uitkomen, je wil elkaar helpen en daarom ga je meewerken. Het ‘samen’ wordt versterkt. Bij representatie wil je je onderscheiden, je benadrukt het verschil. Concurrerend gedrag leidt tot meer profileren en overschreeuwen. Het ’tegen’ wordt versterkt. Hoe kan de raad het gedrag van inwoners (of omgekeerd) beïnvloeden? Dan zul je dát gedrag moeten tonen. Wil je meer ‘samen’, dan moet je ‘samen’ doen.
Als het gaat om het setje ‘boven’ versus ‘onder’, dan is het een feit dat de raad ‘boven’ staat. Dat hebben we zo geregeld in onze representatieve democratie. Leary zegt ‘boven-gedrag’ roept ‘onder-gedrag’ bij de ander op en omgekeerd ook. Als iemand zich als de baas presenteert, dan zal de ander zijn mond houden. Hoe harder iemand zijn standpunt verkondigt, hoe meer de ander zich terugtrekt. Hoe kan de raad nu, ondanks zijn positie (democratisch gekozen en gelegitimeerd) inwoners meer ruimte geven en meer betrekken? Dan moet de raad van ‘boven’ naar ‘onder’. Dan moet de raad een stapje terug doen en, ja, echt, achterover gaan leunen. Bijvoorbeeld door zich bij voorbaat te onderwerpen aan de uitkomsten van het participatieproces. Hiermee geeft de raad een stukje ‘boven’ op en krijgen inwoners meer een stem om er samen uit te komen.
Om de brug te leggen tussen participeren en representeren, zijn er dus twee wegen: toon het gedrag dat je wil zien en zet de inwoners ‘boven’ je.