Het is een proces van de lange adem, de Omgevingswet. Straks na de verkiezingen treedt de derde generatie raadsleden aan die deze wet gaat invoeren. Elke generatie zet haar stappen om informatie te vergaren, erover na te denken en de grote lijnen uit te stippelen. Om hier en daar al keuzes te maken voor het lokaal inregelen van processen en te investeren in de basis. Er zijn processen en trajecten waar veel minder energie en geld in gaat zitten. De eindstreep komt steeds dichterbij. Maar er gaat soms iets mis.
Ergens in de overdracht van de ene raad op de andere was er iets verloren gegaan.
Laatst was ik bij een gemeenteraad. Weer. Ik was er een keer eerder geweest, maar dat nog voor de vorige verkiezingen. Dan is het dezelfde gemeente, dezelfde raad, maar met andere mensen. Ze waren koplopers in de invoering van de Omgevingswet. Er was een actieve groep raadsleden die met ondersteuning van een bezielende griffier en dito programmamanager aan de slag was gegaan. Terwijl heel het land nog in verwondering keek naar een invoeringsdatum die nog heel ver in de toekomst leek te liggen, waren deze lieden avond aan avond aan het nadenken en aan het zoeken en stappen aan het zetten. Zo waren ze toen al aan het nadenken over hun rol, terwijl er raden zijn die er nu pas mee beginnen. Wat gaat er veranderen in de kaderstellende rol van de raad en wat aan de controlerende? Zo’n omgevingsvisie, hoe kunnen we daar onze ambities en opgaven in vastleggen én ook nog onze besturingsfilosofie? Zijn we faciliterend of sturend en wat betekent dat concreet? Welke informatie hebben we nodig om te kunnen sturen? Dan kunnen we dat duidelijk maken aan het college en de ambtelijke organisatie en kunnen zij ons bedienen. Hoe gaat dit ons vergadersysteem beïnvloeden, vroegen ze zich ook af. Als de procedures moeten worden verkort, wat betekent het voor ons? Meer/minder vergaderen, korter/langer, anders? Maar vooral wat betekent het ook voor onze houding en gedrag. Wat betekent “ja, mits” voor de raad? Wij zijn volksvertegenwoordiger, we vinden participatie echt heel erg belangrijk, maar we moeten ook de knoop doorhakken, die verantwoordelijkheid hebben we ook. Hoe gaan we dat straks doen? Mooie, relevante vragen waar ze aardig wat avonden aan hadden besteed. En wat ze deden was anderen ook opgevallen. Er kwamen interviews en presentaties en velen knikten bewonderend toe en maakten aantekeningen, dat deze raad zo vooropliep, hoe knap! Konden zij dat maar.
Toen ik er dus kwam voor een avondje Omgevingswetten ging ik ervan uit dat ik meer van deze raad zou leren, dan dat ik ooit zou kunnen brengen. Het zou een bijpraat-avond worden, een gesprek op een next level. Wat bleek echter het geval? Ergens in de overdracht van de ene raad op de andere, een beetje door de waan van de dag, een beetje door de wisseling van de wacht, was er iets verloren gegaan. Het collectieve geheugen liet het afweten. Laat ik het zo zeggen, ze hadden er weinig actieve herinneringen meer aan. In ons gesprek kwam het een en ander weer naar boven. De kritische geest was er, de ambities ook, de goede vragen, ze waren het alleen even vergeten.
Elke verandering is een marathon. Je hebt koplopers, achterblijvers en een grote middenmoot. Veel raden hebben zelfs de ambitie om een “goede middenmoter” te zijn, whatever that may be. Een marathon duurt lang, is vermoeiend en je moet een lange adem hebben. Het helpt om samen te werken, elkaar wat voorsprong te gunnen om het tempo omhoog te brengen, elkaar erdoorheen te slepen als het moet. Maar, om Mattheus te citeren: “Vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten”. Dat is niet anders. Zorg in elk geval dat in deze marathon, die ook een estafette is, dat de volgende verder kan bouwen op jouw basis. Zorg dat de energie die je erin hebt gestoken niet verloren gaat en dat jouw opvolger een stap verder begint dan waar jij vertrok.