Het DSO, Digitaal Stelsel Omgevingswet, lijkt wel de Haarlemmerolie voor betere samenwerking, betere communicatie en snellere dienstverlening in het kader van de leefomgeving. De verwachtingen zijn hoog gespannen. Zal het stelsel ooit aan deze verwachtingen kunnen voldoen?
Een jaar of drie, vier geleden zag ik op een congres een filmpje over Bert. Bert wil een restaurantje openen met later erachter een terras. En over Hans, ambtenaar, die binnen de gemeente het Omgevingsplan opstelt en controleert of het plan van Bert binnen de regels past. Het filmpje ging over de digitale ondersteuning van de Omgevingswet. Het was een blijmoedig verhaal met als slotconclusie dat alles goed zou komen als Bert en Hans maar over dezelfde informatie kunnen beschikken en weten waar ze aan toe zijn. Al die loketten, de termijnen, de onderzoeken en het wachten zouden voor altijd tot het verleden behoren. En dat kwam dus allemaal door het digitaal stelsel, de zogenaamde Laan van de Leefomgeving. Het werd allemaal niet alleen eenvoudig(er), maar ook beter. Ik was op slag fan van die hele Omgevingswet. Ik zag mij al zitten op het terras van Bert met een wijntje. Mooi, man!
Nu zijn we een aantal jaar later. Ik weet iets meer van de Omgevingswet nu ik er zelf bij betrokken ben. Zou het worden zoals in de film? Onlangs verzuchtte een collega bij het voor de zoveelste keer horen van “met één druk op de knop” dat die zin verboden zou moeten worden. In hetzelfde overleg was al minstens vier keer veelbetekenend naar hem gekeken bij een complexe vraag hoe dat in de toekomst in de praktijk zou moeten gaan werken. Vanuit de mensen van de inhoud, van de wettelijke kerninstrumenten, werd naar de mensen van informatievoorziening gekeken. Elk probleem zou bij (en met) het digitale loket worden opgelost. De collega sloeg nog net niet met de vuist op tafel, maar het moest maar eens afgelopen zijn met de mantra van het wonder-DSO, Digitaal Stelsel Omgevingswet. Er is werk aan de winkel, veel werk zelfs, laten we met beide benen op de grond blijven, was kort door de bocht zijn reactie. Het DSO is randvoorwaardelijk, zal niet vanaf dag één helemaal af zijn, dus kijk uit met die hooggespannen verwachtingen.
Maar Bert en Hans dan? Het filmpje beschrijft wat iedereen vindt. Namelijk dat het technisch moet kunnen. Hoe ingewikkeld kan het nou zijn om de geldende regels allemaal bij elkaar te zetten. Gewoon de gemeentelijke, provinciale en rijksregels, oh, ja en de Waterschapsregels, in een database zetten. En combineren met nog wat andere databases, geo-informatie en wat dies meer zij. Bert logt in een slim systeem in met zijn DigiD, kan zijn plannetje uploaden en per omgaande goedkeuring krijgen. Als Facebook en Google alles van ons weten, dan zal zo’n digitaal stelsel met bestaande informatie ook niet zo ingewikkeld zijn, toch?
Het DSO, de ambities zijn torenhoog, het lijkt de Haarlemmerolie om beter samen te werken, betere communicatie en snellere dienstverlening. Het DSO heeft straks een ‘digitaal loket’ waarachter alle gegevens over de fysieke leefomgeving te vinden zijn (met de beruchte “één klik op de knop”), en een landelijke voorziening, waarmee de informatie over de leefomgeving bij elkaar wordt gebracht en uitgewisseld. Sommige onderdelen kunnen het beste voor alle overheden landelijk worden ontwikkeld en georganiseerd. Dat is veel efficiënter en handiger. Dat is het DSO-LV (Landelijke Voorzieningen). Het deel dat specifiek geldt voor gemeenten is er ook. Dat is het DSO-CG (Collectief Gemeentelijke voorzieningen). Of dat nog niet genoeg afkortingen waren, dan is er ook nog het DSO-G (Gemeentelijke voorzieningen), dat is het deel dat elke gemeente apart moet regelen.
De grootste puzzel lijkt mij om een brug te bouwen tussen de inhoud en de techniek. Dat begint al ‘heel eenvoudig’ bij het ontwikkelen van een eenduidige, gemeenschappelijke taal. Er wordt onder meer een algemene standaard ontwikkeld voor overheidsbesluiten en specifieke toepassingsprofielen voor omgevingsdocumenten. Die consultatie is recent afgerond. Want dergelijke zaken kunnen het beste met het werkveld worden ontwikkeld, om te zorgen dat wat er komt vooral in de praktijk werkbaar is. Een ander aspect van de eenduidige taal is de vertaling van juridische naar ‘toepasbare regels’. De juridische regels gaan over het beleid, terwijl de toepasbare regels over de gebruiker en zijn plannen gaan. Over Bert en zijn restaurant bij wijze van spreken.
Er wordt hard gewerkt aan dat DSO, met kwartaalsessies en consultaties en slagsessies, noem maar op. Voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal het digitaal loket klaar zijn voor gebruik. Het is de bedoeling dat de dienstverlening dan minstens op het niveau is als nu (onder meer met www.ruimtelijkeplannen.nl ). Maar zijn wij als consumenten niet ontzettend verwend? Ons beeld (en daardoor onze verwachting) is dat van intuïtieve, hightech toepassingen in de mooiste kleuren die we op onze mobiel of tablet downloaden, toepassingen die het altijd perfect doen en die er levensecht uitzien. Er zijn toepassingen waar je haast doorheen loopt in 3D, terwijl je een gebouw of een weg aan het bouwen bent. Je krijgt een buzzer als je de verkeerde kant op gaat en een smiley als het wél mag. De techniek is er, het kan. Zeg nou eerlijk, jij vindt toch ook dat het moet kunnen. Hoe moeilijk kan het zijn? Zal het DSO er straks ook zo gelikt uitzien, zodat Bert met één klik op de knop zijn restaurant kan openen?
Misschien lukt het om de kloof van onbegrip tussen inhoud en techniek te overbruggen, maar de kloof tussen verwachtingen en realiteit: wat gaan we daaraan doen?